Een meisje komt ter wereld en krijgt van haar moeder vijf cadeautjes. “Mijn lieve kind toen ik geboren werd kreeg ik de levenservaring van mijn moeder en nu is het aan mij om mijn levenservaring door te geven aan jou“. Het eerste cadeau was zelfstandigheid. Maar het meisje zei “ik hoef geen zelfstandigheid want ik kan het allemaal al prima zelf“. Het tweede cadeau was doorzettingsvermogen maar ook dat wilde ze niet aannemen “ik heb jou levenservaring niet nodig want ik ga het anders doen, ik kan het zelf veel beter“. Het vierde cadeau was liefde, ze nam niet eens de tijd om het uit te pakken. Want in het derde cadeau zat trots maar ze was al met geheven hoofd vertrokken, de wijde wereld in.
Ze groeide op tot een vurige jonge vrouw die zich niet liet temmen. Het leven was haar goedgezind maar ze wilde meer. Ze had woeste plannen en liet haar vrijheid door niemand afpakken. Het leven echter was niet onder de indruk van haar en stuurde een berg om te beklimmen. Hoewel de berg haar zwaar viel gaf ze niet toe “liever zal ik ten hele dwalen dan ten halve keren“. Eenmaal op de berg kwam ze erachter dat ze niet vond wat ze hoopte te vinden. Ze was helemaal alleen maar ze had haar trots dus met opgeheven hoofd liep ze weer naar beneden. Nog steeds was ze niet tevreden en haar zoektocht ging verder. Het leven stuurde haar een wervelwind die haar omver blies. Nog steeds gaf ze niet op en ze bouwde muren die de wind tegenhielden. Toen ze klaar was keek ze vol trots want de wind kon niet meer bij haar komen. Maar hoewel de wind nu niet meer bij haar kon komen had ze zichzelf tot gevangene gemaakt.
De jonge vrouw werd ouder en wat wijzer maar wilde nog steeds niet naar het leven luisteren dus stuurde het leven haar een ziekte. Eerst vocht ze tegen de ziekte maar hoe hard ze ook haar best deed ze verloor iedere keer weer. Uitgeput viel ze in slaap. Ze kreeg een droom waarin ze achtervolgt werd door de dood. Uiteindelijk kon ze niet meer rennen en ze draaide zich om. Daar stond ze oog in oog met de dood. “lieve vrouwe vrees mij niet want ik ben je vriend, het is nog niet jouw tijd maar ik zal aan je zijde met je meelopen, ga nu en laat het leven je leiden”. Toen ze ontwaakte was de ziekte weg en er was een groot besef voor teruggekomen.
Ze besloot dat ze het anders wilde doen. Ze begreep nu dat het leven haar wilde helpen maar zij had alle hulp afgewezen. Ze vroeg het leven wat ze moest doen. Het leven gaf haar een spiegel. Toen ze in de spiegel keek schrok ze want ze zag niet zichzelf maar haar moeder. Ze dacht aan de cadeautjes en hoe ze haar moeder afgewezen had. Ze had haar moeder veracht, nooit zou ze zo worden als zij. Maar nu ze in de spiegel keek zag ze dat ze precies geworden was zoals haar moeder. Het leven zei “wees als het riet dat buigt in de wind en standhoudt omdat het op het zwakste punt meegeeft“. Maar zoals een kapitein zijn schip niet verlaat als het zinkt was ook zij niet van plan om schuld te bekennen. Liever zou ze breken dan dat ze zou buigen voor haar moeder. Het leven was dit keer genadeloos en zette haar in een gouden kooi.
De jonge vrouw besefte toen dat ze maar klein was. Ze dacht dat zij het leven kon bepalen, maar het leven bepaalde haar. Het leven was via haar moeder gekomen en het tolereerde niet dat het afgewezen werd. Haar moeder had een groot offer gebracht door een kind te krijgen. Misschien waren de cadeaus niet wat ze wilde en maakte zij andere keuzes, haar moeder was wel degene die het risico nam en het offer maakte om haar op de wereld te zetten. Ze schaamde zich diep voor haar oneerbiedige houding. Haar verachting maakte plaats voor verdriet. Toen stond daar weer de spiegel. Ze keek er weer in en zag haar moeder. “Lieve mama, ik geef jou alle eer. Ik neem dit leven van jou aan voor de volle prijs die jij en ik er voor betaald hebben. Ik maak er iets van ten ere van jou. Het zal niet voor niets zijn. Ik laat mijn verwachting los over wie jij zou moeten zijn. Want jij ben voor mij de juiste. Jij bent de grote en ik ben de kleine. jij geeft en ik neem. Ik zal mij nooit meer aanmatigen dat ik beter ben. Dank je wel voor alles wat je mij gegeven hebt” En ze maakte een diepe buiging voor haar moeder. Toen ze weer op keek zag ze niet meer haar moeder maar zichzelf. Naast haar stond een klein cadeau. Ze pakte het op en maakte het open. Waardigheid kwam tevoorschijn en ze begon te stralen, zo fel dat het goud smolt en ze was vrij.